Zwaardere coronamaatregelen zijn in aantocht. Welke waarden het demissionaire kabinet laat meewegen bij het bepalen ervan, is een vraag die Jasper Bovenberg (advocaat) en Dick Bijl (oud-huisarts en epidemioloog) bezighoudt. In een opinie-artikel in de Telegraaf op 25 november jl. stellen ze: „De rechten van de mens bepalen de grens aan ingrepen door de Staat.”
Onderstaand is een deel van hun tekst overgenomen. Lees hier hun hele artikel.
„De Staat kan het momenteel elke Nederlander die niet beschikt over een bewijs van vaccinatie, herstel of een negatieve test, verbieden om deel te nemen aan activiteiten die ’niet-essentieel’ zijn verklaard. De Staat is nu van plan om de QR-code ook te (laten) eisen voor essentiële activiteiten, zoals werk en onderwijs. En mogelijk om mensen, zelfs als ze kunnen aantonen dat zij niet besmettelijk zijn, toch buiten te sluiten. De vraag is: waar ligt de grens?
De voorgenomen maatregelen worden verdedigd met een beroep op ’nut en noodzaak’ voor het belang van de volksgezondheid. Het precieze doel is echter niet helder, kenbaar en toetsbaar. Dus nut, noodzaak, effectiviteit, proportionaliteit en evenredigheid zijn niet te bepalen. Ook de duur van de maatregelen is niet te bepalen; die is afhankelijk van de ’epidemiologische situatie’. Wat die situatie is en wie dat bepaalt, is onbekend.
Los nog van het ontbreken van feitelijke onderbouwing, ’nut en noodzaak’ zijn, per definitie, grenzeloze begrippen. Wat weerhoudt de Staat om, met een beroep op nut en noodzaak, de QR-code in te zetten bij andere aandoeningen, zoals griep? Of bij andere medische profielen, zoals een (dna)medicatieprofiel? Of voor andere maatregelen, om gedrag af te dwingen, louter op basis van modellen, gevoed door ontoegankelijke data, met één druk op de QR-knop en zonder tussenkomst van de rechter?
(…)
De stelling dat het belang van de volksgezondheid prevaleert boven de rechten van de mens is een omkering van waarden. Het is andersom: de rechten van de mens bepalen de grens aan ingrepen door de Staat.
De stelling miskent ook dat een beroep op de rechten van de mens niet alleen maar een individuele actie is, van een enkele persoon die niet in het gareel wenst te lopen (alhoewel dat nu juist wel tot de essentie behoort). De rechten van de mens gelden namelijk voor iedereen en beschermen daarmee niet alleen een enkel individu, maar alle individuen, groepen en collectieven en dus de samenleving als geheel. Het respecteren van de rechten van de mens is geen privilege van een paar al dan niet andersdenkenden, maar dient het belang van ons allemaal.
(…)
De grens, kortom, ligt niet bij, al dan niet aangetoonde, ’nut en noodzaak’, maar bij de rechten van de mens.”