Tijdens de coronapandemie lagen uitingen van zorgprofessionals meer dan ooit onder een vergrootglas. Tegen welke grenzen liepen artsen op, wie bepaalde die, en wat waren de gevolgen? Het NTvG belicht de diverse perspectieven.
Artsenrichtlijnen lijken haast te schreeuwen om actieve menging in het coronadebat. De Eed schrijft onder andere voor dat artsen de patiënt goed inlichten en de geneeskundige kennis van henzelf en anderen bevorderen; de KNMG-Gedragscode verlangt onder meer maatschappelijke betrokkenheid. Maar wat als de inzichten van artsen om de gezondheidszorg te bevorderen niet in lijn zijn met de standaarden van de beroepsgroep? Hoeveel ruimte is er in de maatschappelijke discussie voor uitingen die tegen de gevestigde orde ingaan?
‘Ik denk dat artsen zich altijd moeten uitspreken als ze menen dat bepaalde zorg iemand schade zou kunnen toebrengen. De discussie daarover moet uiteindelijk tot de beste oplossing leiden.’ Aan het woord is Evelien Peeters, internist-endocrinoloog bij het UMCU. ‘Dat debat moet zich binnen de medische verenigingen en tussen collega’s afspelen, maar als je het daar niet op gang krijgt, is het denk ik je plicht om dat publiekelijk te doen.’
‘Omdat covid-19 zo’n gepolariseerd onderwerp is, ervaren mensen het heel heftig en worden afwijkende meningen ook zo ervaren,’ meent Peeters. ‘Maar wetenschap is vragen stellen en met elkaar in discussie gaan. En dat is heel lastig als bepaalde onderwerpen in de taboesfeer terechtkomen.’
Het hele artikel van NtvG lees je op: https://www.ntvg.nl/artikelen/wat-mag-een-arts-schrijven-zeggen