Een peer reviewed wetenschappelijk artikel in het tijdschrift American Journal of Obstetrics and Gynecology rapporteert voor de eerste keer dat mRNA-coronavaccins die aan zwangeren werden gegeven zijn aangetroffen in placenta en/of navelstrengbloed (1). Dat betekent dat het aan zwangeren gegeven mRNA-vaccin zich in de bloedsomloop van het ongeboren kind verspreidt.
Twee zwangere vrouwen werden twee of tien dagen voor de bevalling gevaccineerd met respectievelijk Moderna- en Pfizer-mRNA-vaccins. Na de bevalling werd van beide moeders de placenta onderzocht, en het navelstrengbloed van één van hen.
Zowel de placenta als het navelstrengbloed worden aangemaakt door het embryo, waarbij de bloedsomloop van de moeder en het ongeboren kind voedings- en afvalstoffen uitwisselen in de placenta. Er is echter geen direct bloedcontact tussen de twee circulaties.
De aanwezigheid van vaccin-mRNA werd vastgesteld door middel van meerdere technieken, die ook onderscheid konden maken tussen vaccin- en viraal mRNA.
Hoewel aanvankelijk werd verondersteld dat het geïnjecteerde mRNA in de bovenarmspier en aanliggende lymfeklieren zou blijven, is nu duidelijk dat de vetbolletjes met daarin het gemodificeerde mRNA én verontreinigend DNA zich door het hele lichaam verspreiden. Deze zijn aangetroffen in hart, hersenen en moedermelk.
Door deze studie wordt voor het eerst duidelijk dat het vaccin-mRNA zich ook in de bloedsomloop van het ongeboren kind verspreidt. Het is vooralsnog niet uitgesloten dat celopneembaar verontreinigend DNA in de cellen en mogelijk in het DNA van het zich ontwikkelende kind terechtkomt. De precieze risico’s hiervan kunnen alleen door langetermijnstudies worden vastgesteld, allereerst in diermodellen.
Eerder berichtte de beroepsorganisatie van verloskundigen KNOV al dat voor veiligheid van de covid-19-vaccinaties voor zwangeren en hun (ongeboren) kinderen geen overtuigend bewijs bestaat, zeker niet voor de lange termijn.
Het is aannemelijk dat de hoeveelheid mRNA en DNA dat in het ongeboren kind circuleert zeer klein is, omdat het maar een klein deel van de geïnjecteerde bestanddelen betreft. Daarnaast is het merendeel (minstens 76%) van het mRNA dat werd aangetroffen in het navelstrengbloed niet meer intact. De risico’s voor het kind lijken daarom beperkt.
Desondanks is het Artsen Collectief voorstander van een moratorium op preventieve genetische therapieën totdat met behulp van genotoxische studies veiligheid is aangetoond, zeker in het geval van zwangere vrouwen en hun ongeboren kind.
Referentie
- Lin X, Botros B, Hanna M, Gurzenda E, Manzano De Mejia C, Chavez M, Hanna N, “Transplacental Transmission of the COVID-19 Vaccine mRNA: Evidence from Placental, Maternal and Cord Blood Analyses Post-Vaccination”, American Journal of Obstetrics and Gynecology (2024), doi: https://doi.org/10.1016/j.ajog.2024.01.022.
https://www.ajog.org/article/S0002-9378(24)00063-2/pdf